Fotopersbureau Het Zuiden, januari 1933
Het is een forse gevelwand aan de Parade. Maar dat valt eigenlijk niet zo op door de getailleerdheid van het gebouw. Vandaag nemen we een kijkje achter de voorgevel van: Parade 10-11. In de middeleeuwen en ver tot in de achtiende eeuw stonden er op de plaats van het huidige gebouw een groot aantal kleinere panden die uitkeken op het Begijnhof en - vanaf het midden van de achttiende eeuw - op de paradeplaats voor militairen. Al deze panden waren in 1776 eigendom van Samuele van Voorburgh, de weduwe van Leonard Jan Smits. Zij liet ze afbreken en A. Verhellouw, de stadsarchitect, bouwde op deze plek de twee nieuwe, grote gebouwen. Het echtpaar Smits-Van Voorburgh had slechts een dochter, die de twee panden erfde. De gebouwen raakten echter gescheiden maar werden beiden door de Staat in 1823 aangekocht. Over de toekomstige bestemming ontstond onzekerheid. Hieraan kwam in 1827 een einde, door een gesloten Concordaat: het zou een bisschoppelijk paleis worden. Dit plan is echter niet doorgegaan en daarom kwam er een nieuwe bestemming. De Belgen waren in opstand gekomen en daarom kwamen er vanuit heel Nederland troepen naar Brabant om hetzij de opstand neer te slaan (hetgeen eerst de bedoeling was), hetzij de nieuwe grenzen te verdedigen (wat later de reden was). De twee gebouwen werden ingericht tot een kazerne en enkele jaren later tot een militair hospitaal. Deze functie had het gebouw tot 1839, in welk jaar de vrede tussen Nederland en België getekend werd. Het pand Parade 9 werd in 1840 ingericht tot een openbare lagere school. Talloze Bossche schoolkinderen zullen er les gehad hebben tot in 1863 het bisdom het gebouw kocht. Na een verbouwing verhuisde op 7 november 1864 mgr. Johannes Zwijsen naar de Parade. Vanaf die tijd is het Bisschoppelijk Paleis. Het buurpand, Parade 11, werd na 1839 enkele jaren verhuurd aan provinciale ambtenaren. Toen werd het ingericht tot 'het Hypotheekkantoor', het kadaster. Later diende het als uitbreiding van het Bisschoppelijk Paleis. Zwijsen was de eerste Bossche bisschop na ruim tweehonderd jaar. Hij ijverde ervoor om het Mirakelbeeld uit ballingschap (het verbleef in België) te laten terugkeren. Hij steunde de restauratie van de vele Brabantse kerken, en zeker die van de Sint-Jan. „De heerlijke St. Jans-kerk, die in al hare naaktheid en verminking den aanschouwer eerbied en bewondering afdwong, gaat in volle pracht herrijzen”, schreef men in die tijd. VoortbouwenZwijsen werd opgevolgd door A. Godschalk (1877-1892) die voortbouwde op het door zijn voorganger gelegde fundament. Mgr. W. van de Ven was nauw betrokken bij de opkomst van de sociale acties in zijn bisdom. De Bossche A.F. Diepen (1919-1942) had in 1895 reeds de Bisschoppelijke kweekschool - de voorganger van de Pabo - gesticht en bleef ook tijdens zijn ambt een voorvechter van het katholieke onderwijs. Mgr. W. Mutsaerts werd bisschop in de oorlogsjaren en maakte de heropbouw van vele katholieke kerken mee.Zijn opvolger was de populaire W.M. Bekkers (1960-1966) met zijn lijfspreuk 'De liefde als wapen'. Hij maakte het Vaticaanse Concilie mee en door zijn eigentijdse aanpak van pastorale problemen verkreeg hij de sympathie en bewondering van velen. Niet alleen van katholieken, maar door zijn t.v.-toespraken was hij in het hele land bekend. 'Dagelijks dienstbaar' was de lijfspreuk van zijn opvolger mgr. J.W.M. Bluysen, die om gezondheidsredenen te vroeg moest aftreden. De huidige bewoner van het bisschoppelijk paleis aan de Parade is mgr. J. ter Schure. In het Bisschoppelijk Paleis woont niet alleen de bisschop maar hij heeft er zijn kantoor, een eigen kapel en er zijn tal van instituten van het bisdom gevestigd. Wat er uit verdween is het Bisschoppelijk Museum, een kerkelijk museum dat tot na de Tweede Wereldoorlog in het pand onderdak bood aan een fraaie collectie. Vanaf de 70-er jaren is deze collectie te bewonderen in het Museum voor religieuze kunst in Uden. |
Lange hoge gangen, vele grote vertrekken. "Er is niets wat zo gemakkelijk went als ruimte", heeft monseigneur Antoon Hurkmans ervaren, sinds hij in 1998 het bisschoppelijk paleis aan de Bossche Parade betrok. Sinds aartsbisschop J. Zwijsen in 1864 het pand Parade 10 (toen nog Peperstraat 19)voor 19.000 gulden kocht, woonden er negen bisschoppen. Bisschop Hurkmans (1944) vindt zijn grote en mooie huis eigenlijk niet bij het bisschops-ambt passen. "Het huis is heel ruim, terwijl je als bisschop sober en arm hoort te leven, en in dienst van de ander. Dat laatste is het wel, maar sober en arm is het niet. Aan de andere kant vindt de buitenwereld wel dat zo'n huis bij het ambt past. Het is representatief en past in de geschiedenis van het Bossche bisdom. Ik zou het niet kunnen maken hiermee te breken en ergens anders te gaan wonen. In Den Bosch zouden ze het dat heel vreemd vinden. Den Bosch heeft het bisschoppelijk paleis graag in de stad. Daar komt bij dat de kathedraal ook een mooie en bijzondere kerk is met nationale allure. Daar | 251 |
hoort een bijzonder huis voor de bisschop bij. Ik denk trouwens dat het vroegere paleis aan de Hinthamerstraat, nu de Muzerije, nog groter en mooier was. En toch net iets ouder. Daar woonden de bisschoppen van Den Bosch vóór 1629." Parade 10 is het woongedeelte van het bisschoppelijk paleis. Sinds 1933 heeft het bisdom Parade 11 vooral als kantoorruimte in gebruik, maar beide panden hebben een veel langere gemeenschappelijke voorgeschiedenis. De middeleeuwse huizen die op de plaats stonden van de huidige Parade 10 en 11 kwamen in de jaren 1760 in handen van de rijke weduwe Samuele Theophile Smits-van Voorburgh, die getrouwd was geweest met de president-schepen van de stad, Leonard Jan Smits. Zij liet de huizen afbreken en in 1769 Parade 11 bouwen, en enkele jaren later Parade 10, dat in 1776 gereed kwam. In 1827 kocht de Staat der Nederlanden de panden Parade 10 en 11 om ze te laten dienen als bisschoppelijk paleis. Daarmee werd gevolg gegeven aan een concordaat uit dat jaar, volgens welk de Staat moest zorgen voor de huisvesting van de bisschoppen die hun zetel zouden krijgen in Amsterdam en Den Bosch. Van een bisschopsbenoeming kwam het echter voorlopig niet. Beide huizen waren van 1830 tot 1833 kazerne, en tot 1839 militair hospitaal. Daarna werd Parade 10 een openbare lagere school. Pas in 1864, elf jaar na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, nam de eerste Bossche bisschop er alsnog zijn intrek. Veel later, in 1933, werden Parade 10 en 11 samengevoegd. Mgr. A. Diepen kocht toen Parade 11 en vestigde daar het Bisschoppelijk Museum en afdelingen van het rooms-katholieke jeugdwerk. In het van lieverlee uitgebreide Parade 11 werden later allerlei diensten van het bisdom ondergebracht zoals financiën, bouwzaken, archief, secretariaat, onderwijs, catechese, jeugd en jongerenwerk, communicatie. Parade 10 bleef ondertussen woning, werkruimte en representatieve ontvangstruimte van de bisschop. Mgr. Hurkmans woont met plezier in het bisschoppelijk paleis, al vindt hij dat het door zijn hoge voorgevel en massieve voordeur ook wel iets afstandelijks heeft. "Je woont aan de achterkant, en hoort dus niet veel van voorbijgangers. Het huis op zich sluit een beetje af. Als je alleen thuis bent is het toch heel groot, leeg en gesloten", zegt de huidige bewoner, die tijdelijk onderdak biedt aan een pater. "Er hebben wel zusters gewoond. Ik hoop toch weer een keer zusters te krijgen voor wat leven in het huis. Nee, niet zozeer voor het onderhoud. Een groot huis schijnt even gemakkelijk te onderhouden te zijn als een kleiner huis." Bovendien is en blijft het bisschoppelijk paleis een ambtswoning. Hurkmans: "Met meubels van het huis. De aankleding is niet van jou, die blijft een beetje vreemd. Als ik het zelf zou inrichten, zou ik het heel anders doen. In het begin dacht ik nog: ik ga dit anders doen, en dát veranderen... Maar ik heb de eerste jaren eigenlijk geen tijd gehad om er aandacht aan te schenken. Ik ben ook een beetje bang dat van het één het ander komt. Daarom begin ik er maar niet aan. Dit huis vraagt nu eenmaal om een bepaalde meubilering. Het zou veel te duur worden, als je alles moet doen. En we leven toch in een tijd van bezuinigen." De vorige bewoners hebben 'veel én weinig' in huis veranderd, vertelt bisschop Hurkmans. "De sfeer in huis is al die jaren behouden. De versierde plafonds moeten allemaal nog in opdracht van Zwijsen zijn aangebracht. Hij is ook verantwoordelijk voor de kapel en de inrichting van het huis. De huidige trappenhal is vrij nieuw, ik denk van 1950. Die van nummer 11 is veel ouder, en mooier." Zelf zou Hurkmans wel wat aan de verlichting kunnen doen. "Die is over het algemeen niet mooi. Behalve enkele kroonluchters zijn er veel tl-buizen. Dat vind ik jammer. Maar ook daar doe ik maar niets aan. Als ik eraan begin, moet ik veel meer veranderen. En dat hoeft voor mij niet. Ik heb de behoefte niet het nog mooier te maken." Lichtgroen behangVolgens mgr. Hurkmans heeft met name Bekkers veel aanpassingen aan het huis verricht. "Diens opvolger Bluyssen heeft niets aan het huis gedaan. Mgr. Ter Schure heeft het huis voorzien van een nieuw dak, grondig gerestaureerd en opnieuw laten behangen. Hij heeft er weer wat meer klassieke meubels in gebracht."Aan weerszijden van de brede en lange gang | 252 |
beneden zitten grote kamers. Links een spreekkamer en de werkkamer van de bisschop. Rechts de ontvangstkamer en eetzaal. Bisschop Hurkmans brengt de meeste tijd door in zijn werkkamer. "Het is de grootste kamer in huis, denk ik. Mgr. Bekkers heeft haar nog uitgebouwd. Een vrij rustige kamer, zo binnenshuis." Met lichtgroen behang met bloemmotieven dat door zijn voorganger mgr. Ter Schure is aangebracht, en dat Hurkmans nooit mooi heeft gevonden. "In het begin vond ik het zelfs lelijk. De parketvloer, ook die in andere vertrekken, vind ik wel heel mooi." De ontvangkamer rechtsvóór heeft in het plafond boven de kroonluchter een stucwerk-decoratie met het wapen van Zwijsen. Met een leeuw en een lam. Hurkmans: "Zoals pastoors moeten zijn: sterk als een leeuw, op de preekstoel, en zacht als een lam, in de biechtstoel." De kamer is ingericht met meubilair uit de tijd van mgr. W. Mutsaerts. VaatwasserBisschop Hurkmans betreurt dat de oorspronkelijke schuifdeuren tussen de ontvangkamer en de eetkamer daarachter ooit bij een verbouwing verdwenen zijn. In de eetkamer dineert hij ook nogal eens met enkele gasten. "Vrijdag na de stafvergadering bijvoorbeeld." Het meubilair ziet er wat moderner uit. "Dat zal van Bekkers zijn." Achter in de eetkamer zit een deur die leidt naar een hal die weer aansluit op de lange gang. Deze loopt door tot in een achterhuis waar zich een flinke keuken, de `zusterskamer' en een bijkeuken bevinden. De keuken, met metalen kastdeurtjes, is uit 1959, de tijd van Bekkers. "Het fornuis is wel een keer vernieuwd. En er is een vaatwasser gekomen. Wat dat betreft gaan we toch met de tijd mee. De keuken is behoorlijk groot, ja. Vroeger werden in huis regelmatig grote diners gegeven. Dat komt eigenlijk niet meer voor." Helemaal achter in het huis, onder de privékapel op de eerste verdieping en onder de zusterskamer, is een kelder. "Een mooie wijnkelder, die er gelijk met de kapel is gekomen. Bij het eten drin- | 253 |
ken we ook wel eens een glas wijn. Men zegt toch wel dat een kapel en een wijnkelder van een huis een bisschopshuis maken..."Furore TeutonicoDe trappenhal bevindt zich in het achterhuis. Halverwege de trap is een bordes met een glas-in-loodvoorstelling van Maria, met de Sint-Jan. Dit is in 1933 onder mgr. Diepen aangebracht, bij de bevrijding van Den Bosch in 1944 vernield, en in 1948 gerestaureerd. `Furore Teutonico deletum...' staat in het raam te lezen. Wat zoveel wil zeggen als 'vernield door de Germaanse razernij'. Ook de jaartallen zijn er in aangebracht, en elementen uit de wapens van mgr. Diepen, drie schoppen, en mgr. Mutsaerts, drie "mutsaerds". "Elke bisschop die hier aantreedt laat zijn eigen wapen ontwerpen", zegt bisschop Hurkmans. Hij laat het zijne zien, zoals dat nu ingelijst op zijn werkkamer hangt. "Een korenschoof, waar meel en brood vandaan komen, de bron van het leven. Ik verbind er zelf de gedachte aan dat ik van boerenafkomst ben. Ik heb zelf op het land nog schoven staan maken. Een adelaar met inktkoker in de bek, het symbool van H. Johannes die het Evangelie heeft geschreven. Met twaalf vlammen daaromheen, als symbool van de Heilige Geest. Verder zijn de kleuren van het Peelland erin verwerkt, waar ik vandaan kom. Ten slotte eronder mijn lijfspreuk 'In virtute Spiritus Sancti', in de kracht van de Heilige Geest. Die is werkzaam in de kerk, in de mensen en dus ook in de bisschop. De Heilige Geest moet het doen."TelevisieBoven heeft Hurkmans aan de voorzijde van het huis nog een privéwerkkamer en een privéwoonkamer. "In deze werkkamer zit ik als ik me eens een dag wil terugtrekken. Er is hier wat meer rumoer van de Parade, maar ik kan er wel rustig werken." In de privéwoonkamer staat een fauteuil voor een televisie. "Eigenlijk kom ik hier alleen af en toe om een dutje te doen. Meestal blijf ik in m'n werkkamer beneden. En in de zusterskamer kijk ik wel eens televisie." Boven is net zo'n brede en lange gang als beneden. En zoals de voordeur niet midden in de gang uitkomt, zit op de verdieping ook het raam niet in het midden. "Van binnenuit is dat een raar gezicht, ja. De kamers links zijn groter dan de kamers rechts. De architect heeft er indertijd alleen maar op gelet dat de voorgevel symmetrisch was."Boven het poortgebouw op nummer 9, vroeger het koetshuis, is nog een grote logeerkamer. "En boven al deze ruimten hebben we nog heel veel zolder." Vanuit de slaapkamer van de bisschop aan de achterzijde, die uitkijkt op de tuin en parkeerruimte, is door het raam ook goed te zien hoe het huis steeds is uitgebreid. "Eerst de achtervleugel met het trappenhuis, en later de kapel. Je ziet het aan de verschillende steenformaten en raamkozijnen." PrivékapelIn zijn privékapel doet de bisschop iedere dag de mis. "Als ik haar tenminste die dag niet elders opdraag. Ik sta om zes uur op, en begin dan om kwart voor zeven de dag hier in de kapel." Er staan vijf houten banken, maar de H. Mis 's ochtends wordt doorgaans alleen door de pater in huis bezocht. De kapel is door bisschop Bekkers gemoderniseerd. In het kleine altaar zitten bronzen reliëfs van de hand van Niel Steenbergen. "Met aan de ene kant een kersttafereel en aan de andere kant de kruisiging. Je kunt het altaar omdraaien, zodat door het jaar heen beide reliëfs zichtbaar zijn." De hoge glas-in-loodramen naast het altaar zijn door mgr. Ter Schure vernieuwd."Ze zijn nu wat scherp van kleur, maar de vormgeving vind ik wel mooi." Bisschop Hurkmans geniet van het interieur maar ook van het aanzicht van zijn huis. "Ik loop bijna elke ochtend het Bossche Broek in. Als ik dan terugkom, heb ik vanaf het einde van de Peperstraat het mooiste zicht op de voorgevel van het bisschopshuis. Je ziet één mooie rij gevels. Hoe jammer is het dat daarnaast aan de Parade al die uitbouwsels van de cafés ooit zijn toegestaan. Dat verstoort de hele lijn." Bisschop Hurkmans woont midden in de stad, en daar dringen alle hedendaagse facetten van het leven zich vanzelf aan hem op. "De evenementencultuur van de stad, daar ben ik niet altijd blij mee. Ik vraag me soms af: is dat nu waar wij voor leven? De stad is een oord geworden om te winkelen voor je plezier, om je te vermaken. Ik begrijp wel dat daar een economie onder zit, maar de waarden van het menselijk leven dreigen erdoor in de knel te komen. Ik denk dat het stadsbestuur geloof, architectuur, kunst en andere cultuur moet koesteren in plaats van een overvloed aan funshoppen bevorderen. Bijvoorbeeld door meer aandacht te besteden aan het schoonhouden van de stad, en het culturele leven te ondersteunen." | 254 |
Inwendig stucwerk in de gang, schoorsteenmantel van wit en zwart marmer; op de verdieping een houten schoorsteen en een plafond, alles uit de bouwtijd. |
Bisschoppelijk Paleis, als particulier woonhuis gebouwd in 1776. Rijk versierde ingangstravee en kroonlijst met consoles. Plint met cartouche-patronen als bossingen. Schuiframen met klossen en druppen onder de wisseldorpels en met waaierzwikken. Inwendig stucwerk in de gang, schoorsteenmantel van wit en zwart marmer; op de verdieping een houten schoorsteen en een plafond, alles uit de bouwtijd. Op de eerste verdieping van de achtervleugel een kleine neo-gotische kapel met vijfzijdige koorsluiting, waarin twee spitsboogramen met ijzeren tracering; in de zijgevels twee 8-ruits ramen; gevels in schoon metselwerk; dak gedekt met blauwe Hollandse pannen en leien en bekroond door smeedijzeren kruis. Rechts van het gebouw een gepleisterd klassicistisch koetshuis met kroonlijst op klossen; boven ingangsboog cartouche met een bisschoppelijk wapen. |
(No. 9) Gaande van af den hoek der Kerk- en Peperstraat naar den hoek der Peper- en Lange Putstraat, krijgt men, na eenige huizen te zijn voorbijgegaan, aan zijne rechterhand eerst een huis, dat in eene Bossche Schepenakte van 1554 gezegd werd van het Klooster der Augustijnen te Dordrecht te zijn; later werd het genoemd het huis der Paters Augustijnen te Leuven. Cornelis Lancelot en andere paters der Orde van St. Augustijn in de Nederlanden verkochten 27 Maart 1609
| 397 |
(Reg. n°. 307 f. 332 vso) dit huis, dat toen gezegd werd te zijn: huis, erf, ledige plaats en achterhuis, staande in de Peperstraat tusschen het huis van Eerken wed. van Gerard Janszn, bakker, ex uno, en dat der erfgenamen van Heer Johan van Eyndhouts ex alio, en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van Jan, den zoon van Thomas van Turnhout, - aan Geerling Ruys Henrickszn; thans is dit huis dat, genummerd Peperstraat 19. Hiernaast staat Zuidwaarts het huis, dat Heer Nycolaus Colen, kanonik der St. Janskerk van den Bosch, in 1513 had verkocht aan zijne natuurlijke kinderen Frans en Anna. De Zusters van het Klooster achter Tolbrug te den Bosch verkochten in 1587 (Reg. n°. 244 f. 288) de helft van dat huis aan Johannes van Eyndhouts, kanonik der gezegde kerk; later werd deze ook eigenaar van de wederhelft van dat huis; hij was zoon van Jor. Adriaan van Eyndhouts en Angela, dochter van Joris Sampson en broeder van de Jors. Joris en Adriaan van Eyndhouts 1); dit huis is thans genummerd Peperstraat 17. Daarop volgt in dezelfde richting een huis, dat in 1587 toebehoorde aan Henrick Want en 29 Januari 1607 (Reg. n°. 273 f. 235) door Gooswijntken en Catharina, dochters van Dirick 's Heeren en Zeger Adriaanszn de Ruyter als man Aleid, dochter als voren, die het geërfd hadden van heer en mr. Aelbrecht Heeren Henrickszn, priester, verkocht werd aan Wouter Aertszn Houbraeken 2). Hiernaast staat in dezelfde richting een huis, dat toebehoorde aan mr. Henric van der Weyden, die vanaf 1574 - 1612 pastoor van het voormeld Groot Begijnhof was; het is thans genummerd Peperstraat 13. Daarop volgt verder een huis, dat de uitvoerder van den uitersten wil van Jenneken, dochter van Loy, timmerman van Oirschot, 24 Februari 1616 verkocht had aan Arnd Kuysten, (zoon van François en Gudula van Vechel), wiens kinderen (ex matre Jenneken, dochter van Jan Meusse), zijnde mr. Peter, priester; Nicolaas; Dirck; Jan; Franchoys en Ulanda, huisvrouw van Theodorus van | 398 |
Berckel, dat 28 Februari 1617 (Reg. n°. 289 f. 187) weder verkochten aan Anneken, dochter van Mathijs van Loozen; deze verkocht het 1 December 1621 op hare beurt aan mr. Philps van Soerendonck, licentiaat in de H. Godgeleerdheid en penitentiarius van het Bisdom den Bosch en zijnen broeder Mathijs; beiden waren priesters en kanoniken der kerk van St. Jan Ev. aldaar en zonen van Jacob 3), den zoon van den horlogiemaker Mathijs Henrickszn van Soerendonck; zij verkochten 8 December 1626 (Reg. n°. 363 f. 96) dit huis, dat nu gezegd werd te zijn: eene nyeuwe huysinge met een en gevel, erve, hoff ende achterhuys, aan Delyken, dochter van wijlen Lambert Embertszn van der Stappen en wed. van Jan, den zoon van Jan Janszn; dit huis was naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde als dat, hetwelk in Reg n°. 387 f. 94 vso gezegd wordt te zijn het huis eertijds der Maagden van Oirschoi, nu van Magdalena van der Stappen, Het is thans het huis van den Secretaris van het Bisdom van den Bosch en genummerd 11. Daarnaast staat ook in de richting als voren, het huis, dat Hillegondis, dochter van Coenraad van Boechem, 18 Januari 1558 verkocht aan heer en mr. Jan van Wyntelroye, priester en beneficiaat der St. Janskerk van den Bosch (Reg. n°. 202 f. 67 vso); diens gelegitimeerde bastaardzoon Everard, voor de eene helft en Maria, dochter van mr. Arnold Louwius genaamd Loeckemans en Margaretha, zuster van genoemden van Wyntelroye of Wyntelre, voor de andere helft verkochten het 1596 (Reg. n°. 259 f. 148) aan Christina de Ruyter Petersdochter, die huwde met Jan van den Kerckhoff Gijsbertszn. Thans is dit huis het koetshuis met stal van het Bisschoppelijk paleis en daarmede genummerd Peperstraat 9. Hiernaast staat het Bisschoppelijk paleis. Ter plaatse waar dit gebouw staat, stond oudtijds een huis, dat mr. Marten van Zoemeren, kanonik der gezegde kerk, gelegateerd had tot eene woning voor eenen kanonik dier kerk. Na de reductie van den Bosch werd het ten behoeve van den Staat verbeurd ver- | 399 |
klaard en zoo kwam het, dat Peter Schuyl in diens hoedanigheid van rentmeester der geestelijke goederen te 's Hertogenbosch het 31 Augustus 1641 verkocht aan mr. Johan Gans, raad van die stad en Frans Blom, beiden in Dl. I blz. 182 genoemd; zij verkochten het 15 Juli 1644 (Reg. nos. 388 f. 559 en 386 f. 345), als wanneer het gezegd werd te zijn: huys, erve ende hoff, staande in de Peperstraat tusschen het huis, dat eertijds was van Christina de Ruyter wed. van Jan van den Kerckhoff en nu is van Jan Baudewijnszn van den Santvoirt 4), ex uno en dat van Maria van Breugel wed. van mr. Jan Costerius, ex alio en zich achterwaarts uitstrekte tot aan het erf der wed. en kinderen van mr. Philips van Heymissen, organist, aan Willem van Wilich, stadhouder van den Hoog- en Laagschout der Stad en Meierij van den Bosch, die van dit huis toen reeds huurder was en voorts door koop eigenaar was geworden van het erf van genoemden organist, waarop huisjes stonden met eenen uitgang in de Korte Putstraat. Genoemde Willem van Wilich, die te Wezel geboren was en 31 December 1652 stierf, had tot vrouw Elisabeth van Beresteyn 5), dochter van Gijsbert Pauluszn en Maria Prins Christiaansdr. Toen zij weduwe van hem was verkocht zij 6 April 1657 gezegd huis met het daarachter gelegen erf, dat afkomstig was van genoemden mr. van Heymissen, aan Jacomo Lus, servitiemeester te den Bosch; diens weduwe en universeel erfgename, Johanna van Middelkoop, verkocht het 9 Mei 1658 (Reg. n°. 414 f. 102) weder aan mr. Johan van Blenckvliet. Zijne weduwe Maria Cornelis van Santen en de uitvoerders van zijnen uitersten wil verkochten het op hunne beurt 27 Februari 1662 (Reg. n°. 442 f. 256) aan Franchoys Focanus 6),
| 400 |
landdrost van de Meierij van den Bosch, die 5 April 1668 (Reg. n°. 449 f. 27 vso) ook nog kocht, en wel van de kinderen van Diederick van Haersolte, kapitein en majoor van den Bosch en diens echtgenoote Fenne Elisabeth van Haersolte, het kasteeltje Harenstein. gelegen aan het Groene Plein onder Haaren, dat te voren eene boerderij was en genoemde kapitein 24 Maart 1665 gekocht had van de erfgenamen van Cornelis de Groot, ook landdrost der gezegde Meierij; het werd daarbij omschreven als: eene schoone ende welgelegen huysinge, stallinge, bachuys, coetshuys, playsanten hoff, boomgaert, schoone nieuwe grachten met eene schoone dreve off allee, met schoone wel wasschende mastboomen beplant voor aan de straete, met een stachetsel ende omtrent den woonhuyse met een schoone, nieuwe optreckende brugge. Franchoys Focanus voornoemd 7) was gehuwd met Deliana van Lanschot 8), welke hem een zoon Johan Philip Focanus schonk, wiens voogden in 1682 (Reg. n°. 500 f. 279) het kasteeltje Harenstein verkochten aan mr. Frans Dominicus van den Velde gezegd Honselaer 9). Gezegde zoon schijnt insolvabel te zijn geweest, want 4 December 1686 (Reg. n°. 503 f. 411) werd het hierbedoeld huis met uitgang in de Korte Putstraat bij gerechtelijke executie verkocht aan Cornelis Thooft, schepen van den Bosch, nadat Hendrick de Bressy, hoogschout van het Kwartier van Maasland, daarvan handlichting had gedaan. Den 3 Juni 1711 werd dat huis wederom gerechtelijk uitgewonnen (Reg. n°. 529 f. 112), nu door Cornelis Zeylmans, predikant van Zundert en Rijsbergen en Arnoldus Otto, majoor, in hunne
| 401 |
hoedanigheid van momboiren over Johanna Elisabeth, minderjarig kind van wijlen de echtelieden Johan Evert Otto, ritmeester en Johanna van Zutphen, alsmede door Adolph van der Meulen als gehuwd zijnde met Johanna Thooft; kooper daarvan werd toen Jacob Hasevoet, stadhouder van den Schout van het Kwartier van Peelland; het werd alstoen omschreven als: huis met erf, tuin, stalling en koetshuis, met uitgang in de Korte Putstraat, zijnde in huur bij Jacob van der Hoeven, heer van Heeswijk en Dinther. Van genoemden Jacob Hasevoet, die ook nog schepen van den Bosch was, en wiens vrouw was Mechlina Clara du Mont, erfden dit huis, voor de eene helft zijne erfgename Johanna Clara Kerckhoven en voor de andere helft de erfgenamen zijner vrouw, zijnde Maria, Johanna, Juliana Elisabeth, Johannes en Gellius du Mont, hare broeders en zusters; deze erfgenamen verkochten het 1 April 1728 (Reg. n°. 543 f. 158 vso) aan Doctor Nicolaas de Blankendael, oud-schepen en raad van den Bosch; het werd alstoen omschreven als huis met erf, tuin, stal, koetshuis en pomp, hebbende een uitgang in de Korte Putstraat en staande aan de Peperstraat naast het huis van Leonard Ragay 10) (eertijds Willem Vreggen) 11) ex uno en dat der erven van den Pensionaris van Breugel ex alio.
Van genoemden Doctor Nicolaas de Blankendael werd dit huis geërfd door mr. Nicolaes de Blankendael Jr., secretaris van den Bosch, van wien het weder werd geërfd door diens weduwe Charlotte Louise Platel; zij verkocht het 25 April 1753 (Reg. no. 575 f. 50) aan Jacob Pierling, kapitein-
| 402 |
ingenieur te den Bosch; in de hiervan opgemaakte akte werd beweerd, dat het huis, hetwelk Noordwaarts daaraan grensde, ook haar huis was, doch hiertegen kwam op mr. Adriaan Schoneus, advocaat te den Bosch, die zeide het 8 Juni 1746 te hebben gekocht en het dan ook als deszelfs eigenaar aan Christiaan Lauken verkocht. Het huis, dat Jacob Pierling als voorzegd had gekocht, werd 4 Mei 1767 (Reg. n°. 580 f. 27 vso), als wanneer hij zich noemde Jacob Pierlinck, controleur-generaal der Hollandsche fortificatiën en kapitein-ingenieur, - door zijnen gemachtigde Ary Verhellouw, architect te den Bosch, verkocht aan na te noemen Samuele Theophile van Voorburgh 12), weduwe van Leonard Jan Smits, oud-president-schepen en raad van den Bosch, die toen reeds eigenares was van het tusschen dit huis en de Putstraat staand huis; zij brak het tegelijk met dat huis af en bouwde in 1776 het tegenwoordig Bisschoppelijk paleis daarvoor in de plaats, dat hare dochter Margaretha Jacoba Smits, echtgenoote van den ook na te noemen professor Johan Bon, van haar erfde.
Hun eenig kind Elisabeth Samuelle Theophile Bon, echtgenoote van mr. François Johan Gallé, lid van het Departementaal Bestuur van Brabant 13) kreeg 2 Juli 1802 van haar dit huis, dat haar genoemde man den 8en Juli daaraanvolgende namens haar verkocht aan Gerardus Sterk, lid van de Municipaliteit van den Bosch en wonende aldaar; deze verkocht het 25 November 1803 weder aan mr. Jan Schouten, auditeur-militair en advocaat te den Bosch. Later is dit huis met dat, hetwelk tusschen hetzelve en de Lange Putstraat staat, aangekocht door den Staat, ten einde die beide woningen ter voldoening aan
| 403 |
het Concordaat van 1827 tot bisschoppelijk paleis te doen dienen; hiervan is echter niets gekomen en daarom heeft de Staat deze beide huizen van af 1830 tot 33 tot kazerne en van af 1833 tot 39 tot militair hospitaal doen dienen; later werd het huis, dat thans het bisschoppelijk paleis is, gebezigd tot eene openbare lagere school der gemeente den Bosch, wat het bleef tot dat in 1863 het Bisdom van den Bosch dat huis kocht tot verblijf zijner bisschoppen. De eerste bisschop, die er zich in vestigde, was Mgr. Joannes Zwijsen, die het 7 November 1864 metterwoon betrok en sedert dien is dit huis steeds de residentie der bisschoppen van gezegd bisdom gebleven. | 404 |
Noten | |||||||||
1. | Taxandria XI p. 129 en vlgd. | ||||||||
2. | Het is thans genummerd Peperstraat 15. | ||||||||
3. | Zijn andere zoon was Henrick van Soerendonck, schepen van den Bosch. | ||||||||
4. | Zijn broeder was Jan en zijne zuster Mayken van den Santvoirt, de laatste echtgenoote van Jacques Lauren. | ||||||||
5. | Hunne kinderen zijn vermeld in de Wapenheraut 1904 p. 360. | ||||||||
6. | Hij was zoon van Jacob Focanus, president-schepen van den Bosch, raad en ontvanger-generaal der beden in de Meierij van dien naam (zoon van Jacob, predikant te Vught en Sara de Witt) en van diens tweede vrouw Helena Tulleken, dochter van Rutger, schepen van den Bosch en Francina de Leeuw. | ||||||||
7. | Hij bezat ook nog het landgoed Havincdonck te Belveren onder Haaren, dat in 1502 (Reg. n°. 97 f. 266 vso) werd toebedeeld aan Jan Monicx Willemszn en 18 September 1698 bij gerechtelijke uitwinning kwam aan Maria Herincx wed. Johan van Kessel (Reg. no. 482 f. 120.) | ||||||||
8. | Zij stierf 6 Maart 1677 en werd in de St. Janskerk te den Bosch met deze kwartieren begraven:
| ||||||||
9. | Het is thans de R.K. Pastorie van Haaren Cf. Dl. I blz. 359. | ||||||||
10. | Hij was secretaris van Vught en in 1725 gehuwd met Johanna de Jongh, weduwe van Willem Vreggen; later is hij hertrouwd met Anna Verspyck, van wie hij had: Leonard, Huberta Joanna Geertruij en Anna Catharina Ragay; zijn hierbedoeld huis werd 12 Juli 1728 ten zijnen laste gerechtelijk verkocht aan Isaak van Ruelo, notaris te den Bosch. | ||||||||
11. | Hij had dit huis 21 Juni 1706 gekocht bij gerechtelijke uitwinning, gedaan ten laste van Jacob van Bree; het werd toen begrensd door dat van de erven Cornelis Thooft ex uno en dat van de onmondige kinderen van Nicolaas van Oudenhoven ex alio. | ||||||||
12. | Jan Voorburg, schepen en raad van Rotterdam, had in 1733 tot erfgenamen Magdalena van Voorburg, gehuwd met den kapitein Isaak Marcelis Rek van Muilhuijsen en Samuele Theophile van Voorburg, gehuwd met Leonard Jan Smits. | ||||||||
13. | Hij zal een zoon geweest zijn van Karel Jan Gallé, die in 1763 als predikant bij de Waalsche gemeente te den Bosch beroepen was en in 1770 professor in de wijsbegeerte aan de Illustre school aldaar werd. |
Dit paleis aan de Parade is een voormalige partriciërswoning uit de 18e eeuw. Het huidige pand ontstond door de samenvoeging van twee herenhuizen met koetshuizen en stallen. De voorgevel en het dak zijn in de 18e eeuw in een latere barokstijl vernieuwd. Het paleis beschikt over twee rijk versierde ingangen en een kroonlijst met | 36 |
fraaie consoles. In de periode 1985-1990 onderging het pand een grondige restauratie. Tussen 1830 en 1864 deed het dienst als kazerne en militair hospitaal. Pas in 1864 verhuisde de bisschop van Huize Gerda in Haaren naar de Parade. | 37 |
In Bakel werd een nieuwe kerk gebouwd. Zoiets kost geld, veel geld. Getracht werd dan ook op allerlei manieren aan de bonodigde financiën te komen. Jan Thijssen, een van de geleerdste boeren van het dorp, werd naar 's-Hertogenbosch gestuurd, naar de bisschop. Hier zou hij financiële steun moeten vragen voor de bouw van een nieuw altaar. Onderweg naar 's-Hertogenbosch reperteerde hij voor zichzelf steeds dat moeilijke woord: monseigneur. Aangekomen op de Parade belde hij aan en een lakei met allemaal blinkende knopen aan zijn pak deed open. Jan Thijssen was helemaal onder de indruk. Het heel moeilijke woord dat hij steeds geoefend had wist hij zich ook niet meer te herinneren en daarom dacht hij: 'Ik zal de hoogste maar nemen die er is'. En op de vraag wat hij kwam doen vroeg Jan: „Is Jezus Christus thuis?” Hij werd binnengelaten en stelde zich voor: „Ik ben Jan Thijssen, ik kom van Baokel.”
De bisschop had bezoek van zijn zuster en haar kinderen, maar Jan mocht toch binnenkomen. „Goejemorge, Jezus Christus, vrouw en kindere", zei Jan. „Jan", zei de bisschop, „gao maor zitte, ge zult wel muu zijn, hedde d'r iets op tege da we doorete? Vertel is wat er te doen is. Is 't er nog nieuws in Baokel?” „Ja, m'n buurman heet een zog gekregen mee baggen. Die zog heet dertien baggen en maor twaolf tippels". „Wa moete ze dan met de dertiende doen?” vroeg de bisschop. „Die moet net als ik toekijke as de andere ete,” gaf Jan ten antwoord. De bisschop begreep de hint: „Zet bij Jan, zet bij”.
Zo gemakkelijk ging dat eigenlijk nooit, die contacten met het hoogste gezag in het bisdom. Alleen in de rubriek 'sterke verhalen' komen dergelijke gebeurtenissen voor. Maar misschien zijn ze daarom juist ontstaan: als een reactie.
Als de bisschop door de Bossche straten liep, schreed hij als een vorst. De laatste 35 jaar is dat sterk veranderd. Vooral met de komst van Bekkers in de jaren 1957-1960, toen hij nog als hulpbisschop actief was. Tijdens de jaarlijkse jeugdmanifestatie van Pax Christi in de Brabanthallen ging alles er steeds plechtig aan toe, tot de Bossche bisschop Mutsaerts de ruimte verliet. Dan werd Bekkers, de hulpbisschop, op de schouders genomen en de Brabanthallen rondgedragen! Er kwam een hele verandering binnen de katholieke kerk.Een van de gasten die jaarlijks bij de huidige bisschop op bezoek komt, is Amadeiro XXIII. Op de zaterdag vóór carnaval meldt hij zich op de Parade, waar bisschop Ter Schure een brandewijntje met suiker en een grote sigaar heeft klaar staan. Maar meeëten is er nu ook niet bij.
|
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : MeeëtenBrabants Dagblad donderdag 12 maart 1992 |
|
1994 |
RedactieBisschoppelijk paleis en Sint-Janscentrum houden open huis op MonumentendagBisdomblad 36 (1994) 10 |
|
1996 |
Henny MolhuysenAchter de Voorgevel : Paleis aan de ParadeBrabants Dagblad donderdag 5 september 1996 (foto) |
|
2003 |
Wim HagemansHet bisschoppelijk paleisBossche Pracht 11 (2003) 251-254 |
1776-1777 |
Aan de Parade wordt een particulier woonhuis gebouwd, dat later dienst zal doen als militair hospitaal en (nu nog) als Bisschoppelijk Paleis. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1833 |
Het huidige Bisschoppelijk Paleis aan de Parade heeft in de periode 1830-1839 (tijdens de Staat van Beleg in 's-Hertogenbosch) een militaire functie gehad. Van 1830 tot 1833 was het een kazerne, in de zes daarop volgende jaren een militair hospitaal. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
2015 |
BisschopshuisDe panden Parade 10 en 11 zijn als particuliere woonhuizen gebouwd in respectievelijk 1769 en 1776 in een late barok ofwel Lodewijk XV-(rococo) stijl. In 1827 kocht de staat de panden om de bisschop te huisvesten. Door protestants verzet en de afscheiding van België in 1830 kwam hier aanvankelijk niets van terecht. Het gebouw werd in gebruik genomen als kazerne en militair hospitaal. Pas in 1864 werd een deel van het complex bewoond door een bisschop. Het paleis heeft twee rijk versierde ingangspartijen en een kroonlijst met fraaie consoles. De hardstenen plint is versierd met cartouchepatronen. Oorspronkelijk hadden de vensters in de gevels een kleinere ruitverdeling.Die zijn vóór het midden van de 19e eeuw vervangen door de empirevensters met halfronde bovenramen. Inwendig is het fraaie rococo trappenhuis bezienswaardig en de grote salon van het secretariaatsgebouw. In de salon hangen diverse geschilderde portretten van bisschoppen.
Magazine Open Monumentendag (2015) 19
|
1865 | msg. J. Zwijsen (L.k. aartsbisschop van Utrecht, huisprelaat van Z H paus Pius IX) |
1875 | M. van Rijsewijk (secretaris van het bisdom) - mgr. J. Zwijsen (G.O. aartsbisschop-bisschop van 's Bosch, huisprelaat van Z. H. Paus Pius IX) |
1881 | mgr. A. Godschalk (bisschop van 's-Hertogenbosch) - M. van Rijsewijk (secretaris van het bisdom) |
1910 | mgr. W. van de Ven (Bisschop van 's-Hertogenbosch) |
1928 | Mgr. A.F. Diepen |
1943 | M.C.C. Verheijen |
1948 | Bisschoppelijk Paleis |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 70, 71
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 178
Charles de Mooij en Aart Vos, 's-Hertogenbosch binnenskamers (1999) 13, 21, 41
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 198-199
R.J.P.M. (René) Vroomen Wapens in 's-Hertogenbosch, Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch (2021) 40-41